Ik denk dat ik altijd heb geprobeerd om gewoon mezelf te zijn. Pas vrij laat wist ik dat ik lesbisch was. Eerst had ik wat vriendjes en rond mijn twintigste begon ik iets met een vrouw. Als ik er achteraf over nadenk, waren er toch wel wat tekenen, maar het heeft zijn tijd geduurd. Toen ik mijn eerste vriendin had, basketbalde ik in Valenciennes, Frankrijk. In het begin was het een geheim, maar stilaan vertelde ik het aan een paar teamgenoten, wat natuurlijk heel spannend was.
Pas met Lot voelde ik dat het veel beter zat en vanaf toen had ik geen enkel probleem om ervoor uit te komen. Ik weet dat er heel veel lesbische vrouwen een soort van inner struggle hebben om zichzelf te aanvaarden. Dat heb ik nooit gehad, misschien ben ik hierin wel wat anders dan iedereen. Het liep allemaal vrij vlot. Bij die vriendjes voelde ik dat het niet helemaal goed zat en met mijn vriendin was dat wel het geval. Ook dankzij het basketbalmilieu was het vrij makkelijk: ik zag anderen die lesbisch waren en merkte dat het zelfs toen al – bijna twintig jaar geleden – behoorlijk aanvaard werd. Dat heeft mij geholpen om er weinig problemen van te maken. Enkel aan je ouders vertellen is niet zo leuk, maar toen stond ik sterk genoeg in mijn schoenen om te zeggen dat ik gelukkig was.
In een reisgids lazen we dat gay behaviour niet getolereerd werd. Dat was de eerste keer dat we dachten: “Oei, naar waar gaan we eigenlijk?”
Het werd meer openbaar toen ik het vertelde in een magazine. Journalisten stelden mij vaak de vraag of ik een vriend had en niet te eenzaam was in het buitenland. Dat was ik opeens zo beu dat ik het gewoon vertelde. Ik voelde mij goed in mijn relatie en mijn ouders hadden al de tijd gekregen om eraan te wennen. Dus voor mij was het moment aangebroken om het voor niemand nog geheim te houden. Maar meer wou ik er ook niet over kwijt, ik was gelukkig en dat was dat.
In welk land ook, in een ploegsport leef je altijd wel in een soort bubble. Je hebt je teamgenoten, ploegmedewerkers en wat vrijwilligers, maar daarbuiten heb je weinig contact met anderen. Nu bijvoorbeeld ook in Turkije, heb ik amper contact met de lokale bevolking. Met je team daarentegen leef je letterlijk samen: je traint er elke dag mee, je reist vaak samen en zo weet je bijna alles over elkaar. Binnen de ploeg kent iedereen dus ook mijn gezinsleven en dat is nooit een probleem.
Enkel in Zuid-Korea heb ik mijn club niet verteld dat ik samen ben met een vouw. Lot en ik waren nog niet lang een koppel toen ik in de zomer van 2005 in Zuid-Korea ging spelen. In een reisgids lazen we dat gay behaviour niet getolereerd werd. Dat was de eerste keer dat we dachten: “Oei, naar waar gaan we eigenlijk?” Toen we aankwamen, was er voor ons beiden een kamer geregeld. Lot heeft hen dan uitgelegd dat zij mijn personal assistent was en dat het nodig was dat zij bij mij sliep zodat ik goed zou kunnen spelen. Die ene kamer werd de slaapkamer, de andere werd ons salon. Een mooie oplossing!
In Zuid-Korea was het ook moeilijk omdat ik weinig contact had met mijn medespeelsters. Hun Engels was zeer beperkt, dus kreeg ik een tolk. Zij vertaalde alles, maar dan heb je natuurlijk veel minder contact. Je kan nooit iets spontaan zeggen. En omdat ik er maar een kort seizoen zou spelen, was dit de enige ploeg waar we geen moeite deden om iets over onze situatie te vertellen.
In mijn huidig seizoen, in Turkije, praat ik daar natuurlijk wel over. Dan merk je dat mijn teamgenoten vooral veel vragen hebben over hoe we bijvoorbeeld kinderen kregen. Hierdoor ben ik meer gaan beseffen dat we echt geluk hebben in België. In mijn huidig team heb ik medespeelsters die ook lesbisch zijn. Voor hen lijkt het nog zo onwaarschijnlijk om een gezin te starten, terwijl het voor mij net vanzelfsprekend was. Dat vind ik zo erg voor hen. Door in andere landen te spelen, besef ik meer hoeveel geluk we hebben dat België zo progressief is.
Als persoon respecteer ik altijd de cultuur van het land waar ik speel. Zuid-Korea, Rusland en Turkije; dat zijn geen holebi-vriendelijke landen, maar ik pas mij aan. Na een wedstrijd ga ik bijvoorbeeld nooit openlijk staan kussen, zo zit ik niet in elkaar. In de eerste plaats speel ik in die landen en die ploegen voor mijn sport. Gewoon omdat het goeie ploegen zijn. Ik heb ook nooit problemen gehad met merken die hun naam niet aan mij willen verbinden, want ik ben een werknemer van de club en heb geen privésponsors. Ik moet aan niemand verantwoording afleggen, behalve aan mijn club en die nemen mij voor mijn sportkwaliteiten. Mijn persoonlijk leven doet er voor hen niet toe. Dat is waarschijnlijk wel een verschil tussen ploegsport en individuele sport.
Door in andere landen te spelen, ben ik meer gaan beseffen dat we echt geluk hebben in België.
In 2000 trok ik naar Amerika om er te basketballen en ik speelde er opnieuw in 2016. Daar merk je op die korte tijd een grote evolutie. België was altijd al vrij progressief, Amerika in het begin helemaal niet. In mijn beginjaren waren er heel veel speelsters die hun geaardheid geheim hielden. Je voelde dat ze er niet klaar voor waren. Nu – buiten enkele conservatieve staten in het midden van de U.S. – zijn ze helemaal veranderd. Je merkt dat jongere speelsters compleet anders zijn opgegroeid. Obama heeft daar zeker een rol in gespeeld, maar ook de BeTrue-campagnes van Nike. Zo werd basketbalster Brittney Griner het gezicht van de gay-friendly Nike campagne. Ze is heel groot en ook vrij mannelijk, maar Nike heeft daar een heel positief verhaal van gemaakt. Als Nike achter iets zit in Amerika, dan werkt dat.
Ook in de media werd er in de U.S. jaren geleden niet over de geaardheid van speelsters gesproken. De WNBA (vrouwencompetitie) wou zich niet associëren met de gay fanbasis die er wel degelijk was. Op een gegeven moment zijn ook zij helemaal van koers veranderd en hebben ze die fans omhelsd. Van totale radiostilte werden die fans opeens een deel van de community.
Met de mannenteams in het basketbal heb ik weinig contact, maar er zijn niet veel mannelijke basketbalspelers die ervoor uitkomen. Dat wil niet zeggen dat er geen zijn. Het vrouwenbasketbal lijkt mij nu wel tolerant, terwijl het mannenbasketbal echt een andere wereld is. In de NBA was er één iemand, Jason Collins, die ervoor uitgekomen is, verder kan ik aan niemand anders denken. Daar is net zoals in de voetbalwereld nog veel werk aan de winkel. De drempel ligt er precies veel hoger.
Er is natuurlijk veel geld mee gemoeid met sponsorcontracten en tv-rechten. Dat is in het vrouwenbasketbal allemaal veel kleiner. Daarom kan ik het mij wel inbeelden dat het anders is. Zij zien hun geaardheid misschien als een risico, maar voor hetzelfde geld kan een merk net op zo iemand zitten wachten. Ikzelf zie het niet als een belemmering, maar ik heb ook nooit voor de keuze gestaan. Wat als sponsors laten doorschijnen dat je er beter niet voor uitkomt? Ik weet niet wat ik zou kiezen: kies je om jezelf te zijn of houd je jouw privéleven even geheim? Dat mag je niet veroordelen, iedereen heeft zijn eigen redenen.
Wat als sponsors laten doorschijnen dat je er beter niet voor uitkomt? Ik weet niet wat ik zou kiezen: kies je om jezelf te zijn of houd je jouw privéleven even geheim?
Ook in België zijn er nog holebi-atleten die hun privéleven liever geheimhouden. Ik denk dat zij zich enkel willen focussen op hun sport en dat ze het platform dat ze nochtans hebben liever niet gebruiken. In het begin van je carrière – ik voelde dat ook – dan ben je daar niet mee bezig, je bent enkel gefocust op je sport. Op dat moment heb je echter een platform dat je kunt gebruiken, waar je je stem kan laten horen. En dat besef je pas later… ik toch. Begrijpen dat je een boodschap kunt meegeven en dat je een voorbeeldfunctie wil of kan zijn naar jongeren toe. Sommige sporters zijn daar misschien nog niet klaar voor, omdat ze zelf nog niet weten dat ze op dat moment wel degelijk een verschil voor iemand kunnen maken. Ik snap dat ik mijn eigen platform misschien iets beter had kunnen gebruiken, maar ik vond die lijn altijd vrij gevoelig. Uiteindelijk ben ik ook maar een basketbalspeelster.
Op dit moment denk ik niet dat het al mogelijk zou zijn om als transgender op professioneel niveau te basketballen. Volgens mij is de sport hier nog niet klaar voor. Ik heb vorig jaar samen gespeeld met een Oekraïense. Zij had meer de bouw van een mannenlichaam en was erg sterk. Als ploegmaat heb je natuurlijk geen enkel probleem met haar, maar ik schrok echt van de reacties van andere ploegen en supporters. In haar plaats was ik blij dat ze niet alles begreep. Daarin kan de vrouwensport zeker nog toleranter zijn. Het is geen gemakkelijke discussie, maar er zou toch meer duidelijkheid over moeten komen. We mogen die mensen niet uitsluiten en zeker niet in sport. Sport moet mensen net samenbrengen. Iedereen is anders en verschillend en dat maakt het juist zo mooi. Iedereen mag zich goed voelen zoals hij is. Sport moet in de eerste plaats leuk zijn, discriminatie hoort er zeker niet in thuis.